Bevrijding

Op 29 oktober herdachten we weer de bevrijding van Breda. Die bevrijding kwam destijds niet onverwacht. De inwoners van Breda wisten dat de geallieerden naderden. Wel was de route die de bevrijders kozen een verrassing. Mijn moeder en grootmoeder, die toen in Sportpark woonden, dachten dat het zware legermaterieel nooit door de akkers en de landweggetjes kon komen die toen nog in de omgeving van de wijk lagen. Dat was een vergissing: de tanks hadden er weinig moeite mee. Op een enkele plaats zakten ze door een bruggetje, maar dat stuitte de opmars naar Breda niet. Zo werd Breda via de Molengrachtsestraat bevrijd, die nu dus Poolseweg heet.

Dat was trouwens de tweede verrassing. De Bredanaars, van wie er toen nog niet zo veel Engels spraken, hadden een paar Engelse zinnetjes geleerd om de bevrijders te verwelkomen. Maar die bleken er niets van te begrijpen. De Poolse soldaten spraken geen Engels – de officieren trouwens ook nauwelijks, ook al waren ze onderdeel van het Britse leger dat onder commando stond van veldmaarschalk Bernard Montgomery.

Veel Britten hadden eigenlijk niet zo’n hoge pet op van de Polen. Chauvinistisch als ze waren, konden ze zich maar moeilijk voorstellen dat die Oost-Europeanen net zulke of misschien nog wel betere militairen waren dan zijzelf. De Polen kregen ook de schuld van de mislukking van operatie Market Garden, die bij Arnhem de mist in ging. Pas jaren later kregen ze eerherstel.

Maar in Breda en andere plaatsen die ze hebben bevrijd krijgen ze wel de eer die ze verdienen. Met name generaal Maczek. In 1964 kreeg een deel van de Poolseweg zijn naam. Hij was dat jaar zelf bij de herdenking van de bevrijding. Mocht hij nu terugkeren, dan zou hij er vast trots op zijn dat zijn mannen en hijzelf nog steeds met zo veel respect worden herdacht. Maar hij zal ook wel verrast zijn als hij ziet dat hij tegenwoordig een soort mascotte is die automobilisten aanspoort niet harder dan 30 te rijden.

Bredaas mirakelspel opnieuw vertaald

Dit middeleeuwse toneelspel doet niet onder voor het veel bekendere ‘Mariken van Nieuwmeghen’. Dat zei Ludo Jongen op 13 oktober bij de presentatie in Breda van de nieuwe vertaling van het ‘Spel van het sacrament van Niervaert’, die hij samen met Willem Kuiper schreef. Het is het verhaal van de wonderhostie die rond 1300 bij het toenmalige dorp Niervaert, ten noord-westen van Breda werd gevonden. Veel van de wonderen die de hostie bewerkstelligd had, worden beschreven in het middeleeuwse toneelstuk. Voor de komische noot zorgen twee duivels die – uiteraard tevergeefs – proberen zij de verering te saboteren. Uiteindelijk moeten ze ruziënd het veld ruimen.

De hostie trok vele bedevaartgangers naar Niervaert en later naar Breda, waarnaar de hostie werd overgebracht toen Niervaert op het punt stond in zee te verdwijnen.

Het toneelstuk is te vinden in een mirakelboek uit het begin van de zestiende eeuw waarin alle wonderen beschreven staan. Met deze vertaling is deze middeleeuwse literatuur toegankelijk geworden.

Het spel van het Sacrament van Niervaert. Een laat-middeleeuws toneelstuk over een wonderbaarlijke hostie, geschreven door Jan Smeken. Kritische editie door Willem Kuiper en vertaling in hedendaags Nederlands door Ludo Jongen en Willem Kuiper. Wetenschappelijke uitleiding door Nadia van Pelt. Breda 2017 (ISBN 978–90–827395–0–3) 84 p. Het boek kost € 20,– en is te bestellen via info@niervaertgilde.nl Het boek is tevens te koop bij de Vrije Boekhandel te Breda en in de winkel van het Stedelijk Museum Breda.

Gezondheidszorg in Breda

Het Amphia-ziekenhuis aan de Molengracht in Breda wordt fors uitgebreid. De locatie aan de Langendijk van dit ziekenhuis wordt in zijn geheel verplaatst. Daarmee krijgt Breda één groot ziekenhuis. Waarom heeft het Amphia zo lang twee gebouwen gehad in Breda?

Drie ziekenhuizen

Het Amphia-ziekenhuis is in 2001 ontstaan uit een fusie van het Ignatiusziekenhuis aan de Molengracht het Baronieziekenhuis aan de Langendijk, het Medisch Centrum De Klokkenberg aan de Galderseweg en het Pasteurziekenhuis in Oosterhout. In het Ignatius-ziekenhuis was in 1997 het Thorax-centrum van De Klokkenberg opgenomen.

De twee grootste fusiepartners waren het Ignatiusziekenhuis en het Baronieziekenhuis. Beiden beschikten over moderne gebouwen en daarom bleven hun locaties nog in gebruik. Daarnaast bleef het gebouw van het Pasteurziekenhuis in Oosterhout in gebruik. De locatie aan de Galderseweg werd in 2006 gesloten.

Op zijn beurt was het Baronieziekenhuis een fusie van het Laurens- en het Diaconessenziekenhuis. Lange tijd had Breda dus drie algemene ziekenhuizen gehad en pas in 2019 zal er één groot ziekenhuis zijn. Dat heeft te maken met de manier waarop deze ziekenhuizen tot stand kwamen. Het volgende overzicht van deze geschiedenis heeft als uitgangspunt de geschiedenis van het Laurens-ziekenhuis.

St. Elisabeth

Als we een ziekenhuis definiëren als een instelling waar operaties worden uitgevoerd, dan is het Elisabeth-gasthuis aan de Haagdijk het eerste Bredase ziekenhuis. Daar werd in 1888 een operatiekamer in gebruik genomen. Het gasthuis was in 1823 gesticht door enkele rijke katholieke Bredanaars. Dit was dus een particuliere katholieke instelling. De gemeente opende in 1886 een ziekenhuis aan de Schorsmolenstraat, maar liet de verdere ontwikkeling van de ziekenzorg in Breda aan het particulier initiatief over, met name dus aan het katholieke Elisabeth-gasthuis.[1] Dat opende in 1894 een nieuw ziekenhuis aan de Haagdijk. In 1923 verhuisde het ziekenhuis naar de Wilhelminasingel en kreeg de naam ‘Ignatius-ziekenhuis’.

Diaconessen

De protestanten kregen in Breda ook een eigen ziekenhuis: het Diaconessenziekenhuis dat in 1890 aan de Middellaan werd geopend en in 1894 naar de Nieuwe Huizen verhuisde. In 1902 wordt het moderne Diaconessenziekenhuis aan de Wilhelminasingel in gebruik genomen.[2]

Laurens

In 1913 werd aan de Ulvenhoutselaan in Ginneken het Laurens-gesticht geopend. Dit was eigenlijk vooral bedoeld voor ouden van dagen, maar op initiatief van de Ginnekense huisarts Emile Gommers kwamen er ook een operatiekamer en een röntgenapparaat. Jacqueline De Grez-Mahie maakte de bouw van een modern ziekenhuis mogelijk, met aparte afdelingen voor ouden van dagen, zieken en aan de voorzijde kwamen er appartementen voor gegoede burgers die hun oude dag op een prettige manier in het fraaie Ginneken wilden doorbrengen. Met de opbrengst van de huur van deze appartementen konden het ziekenhuis en de afdeling voor ouden van dagen voor een belangrijk deel worden bekostigd.

Na de Tweede Wereldoorlog werkte dat niet meer: het Laurens moest zich tot een echt ziekenhuis gaan ontwikkelen. Het bestuur deed er alles aan om het ziekenhuis bij de tijd te houden en werd daarin gesteund door de bisschop. Het protestantse Diaconessenhuis ging uitbreiden, terwijl de groei van het Ignatius stagneerde: de zusters, die toen nog eigenaar waren van het ziekenhuis, hadden geen geld voor uitbreiding. Om te voorkomen dat er Bredase katholieken in protestantse bedden terechtkwamen, moest het Laurens uitbreiden.

Geen samenwerking

Probleem was dat ook het Ignatius te klein was om alle nieuwe specialismen aan te trekken. Voor neurochirurgie en voor de behandeling van kanker moesten er al veel Bredase patiënten naar het Elisabeth-ziekenhuis in Tilburg. Samenwerking tussen het Laurens en het Ignatius was nodig, maar het opzetten van een gezamenlijk revalidatiecentrum bleek al onmogelijk.

Ondertussen stond het bestuur van het Laurens onder druk om het oude gasthuis nu eens definitief tot een modern ziekenhuis om te bouwen. En om het groeiende tekort aan ziekenhuisbedden op te vangen. De gemeente Breda maakte de renovatie met een lening mogelijk. Eigenlijk zag de gemeente het liefste dat de drie ziekenhuizen gingen samenwerken, maar daar voelden ze geen van drieën voor.

Zelfs de twee katholieke ziekenhuizen slaagden er niet in om samen te werken. Daarom ontwikkelden de drie zich vrijwel onafhankelijk van elkaar tot instellingen waar in principe alle ziekenhuiszorg werd aangeboden. Het Diaconessenziekenhuis kon zelfs in 1959 een splinternieuw gebouw in gebruik nemen aan de Langendijk.

In principe had elk ziekenhuis alle specialismen in huis, maar in de jaren zestig ontwikkelde de specialistische zorg zich zo ver dat alleen de grootste ziekenhuizen alle voorzieningen konden aanbieden. En de Bredase ziekenhuizen behoorden niet tot de grootste.

In 1958 had het Ignatius 573 bedden, het Laurens 180, het Diaconessen 110 en Moederheil 54. Binnen twee jaar moesten er minstens 170 bij komen.

Kunstnier

Dat kwam in 1967 weer eens aan het licht toen wethouder Van Boxtel een tv-programma zag over nierdialyse. Naar aanleiding daarvan vroeg hij zich af of de Bredase ziekenhuizen eigenlijk wel beschikten over de ‘kunstnieren’ die daarvoor nodig waren. Het bleek dat de meeste patiënten helemaal naar Leiden gingen, terwijl een beperkt aantal in Rotterdam en Eindhoven terecht kon.

Van Boxtel informeerde bij de directeur van de GGD of het mogelijk zou zijn dat een Bredaas ziekenhuis zulke kunstnieren zou gaan aanschaffen. Dat kon, maar dan moesten wel alle Bredase internisten gaan samenwerken. Zo niet, dan was het Elisabethziekenhuis in Tilburg de aangewezen plaats, want dat was groot genoeg en had voldoende specialisten in huis.

De regering grijpt in.

Inmiddels probeerde de regering greep te krijgen op de ongebreidelde uitbreiding van de Nederlandse ziekenhuizen – en op de kosten die als gevolg hiervan uit de hand liepen. In 1967 werd een wet ingediend die de uitbreiding van ziekenhuizen aan een vergunning bond. Op bestuurlijk vlak konden het Ignatius en het Laurens elkaar steeds beter vinden, maar een fusie ketste af omdat het personeel zich ertegen verzette.

De Klokkenberg

Een stevige politieke lobby zorgde ervoor dat er toch een nieuw specialisme naar Breda kwam: 1979 werd in De Klokkenberg een kliniek voor Thoraxchirurgie geopend. In die jaren stond de regering onder grote druk om deze vorm van hartchirurgie in Nederland mogelijk te maken. Er waren ‘luchtbruggen’ naar de Verenigde Staten omdat patiënten in Nederland geen bypassoperatie konden ondergaan.

Het Medisch Centrum De Klokkenberg stond grotendeels leeg. Het was in 1953 geopend voor de behandeling van tbc-patiënten maar deze ziekte was binnen enkele jaren uitgebannen. Plaats genoeg dus voor een hartkliniek. Het Ignatius-ziekenhuis ging voor ondersteuning van de nieuwe kliniek zorgen.

Beddenreductie

Om de stijgende kosten van de gezondheidszorg in de hand te houden, reduceerde de regering in 1982 het aantal ziekenhuisbedden. Dat betekende onder meer het einde van de kleine ziekenhuizen in Raamsdonksveer en Oudenbosch. Het Diaconessen en het Laurens hoefden niet direct voor hun voortbestaan te vrezen, maar toch zag de toekomst er somber uit.

De twee instellingen waren al niet in staat om nieuwe specialismen aan te trekken, maar nu moesten ze ervoor gaan vrezen dat ze er een aantal kwijt zouden raken. Hierdoor zouden ze in een neerwaartse spiraal terechtkomen. Voor jonge specialisten en verpleegkundigen waren de ziekenhuizen niet interessant meer: nieuwe ontwikkelingen speelden zich in de grote ziekenhuizen af. Huisartsen zouden steeds minder gaan doorverwijzen. Als er zich complicaties voordeden zou de patiënt toch naar het Ignatius of naar een ander ziekenhuis moeten. Voor het Laurens en het Diaconessen zouden alleen eenvoudige ingrepen en behandelingen overblijven. Moest je daar een compleet ziekenhuis voor openhouden?

Baronie-ziekenhuis

Feitelijk werkten het Laurens en het Diaconessen al nauw samen. Verschillende specialisten werkten in beide ziekenhuizen. Daarom lag een fusie voor de hand. Bovendien speelde de identiteit – katholiek en protestant – geen overheersende rol meer. In augustus 1986 kwam dan ook het Interconfessioneel Ziekenhuis De Baronie tot stand.

Het voormalige Diaconessenziekenhuis aan de Langendijk werd gemoderniseerd en uitgebreid, zodat er een groot modern ziekenhuis ontstond. De vestiging van het voormalige Laurens aan de Ulvenhoutselaan werd in 1993 gesloten.

Amphia

Ondertussen werden in De Klokkenberg nog steeds openhartoperaties uitgevoerd. Die kwamen in gevaar doordat er in De Klokkenberg voortdurend conflicten waren tussen directie en specialisten. De minister besloot daarom in 1996 dat het Ignatius de vergunning voor deze operaties alleen zou behouden als het nauw ging samenwerken met het Baronie- en Pasteurziekenhuis. In 2000 fuseerden deze instellingen en vormden het Amphia-ziekenhuis, destijds het grootste algemeen ziekenhuis in Nederland.


  1. A.M.C. Bouwens, In goede handen. Tussen gasthuis en zorgcentrum (Raamsdonksveer 1995) 51–53  ↩

  2. P. Dekkers, Geïnspireerde zorg. De geschiedenis van het Diaconessenhuis in Breda (Breda 2012) 34  ↩

Scroll naar boven