Katholiek Nieuwsblad 10 mei 2019
De beeldenstorm van 1566 betekende niet dat alle kerken in een klap waren ontdaan van al hun beelden. Wat er precies gebeurde, verschilde van plaats tot plaats en het duurde soms tientallen jaren of nog langer voordat de kerken die in handen waren gekomen van de protestanten het sobere uiterlijk hadden gekregen dat we nu kennen. Elizabeth den Hartog, als kunsthistorica verbonden aan de Universiteit Leiden, onderzocht hoe met beelden en andere kerkelijke kunstvoorwerpen voor tijdens en na de beeldenstorm werd omgegaan. Toen ze met een aantal collega’s een boek schreef over de Pieterskerk in Leiden viel het haar op dat er weinig te vinden was over de inrichting van de kerk tijdens de Middeleeuwen. Ze hoopte dat de verslagen van de processen die na 1566 tegen de beeldenstormers waren gevoerd, meer informatie zouden opleveren. Maar dat viel tegen. Wat er precies vernield was, bleef onduidelijk. Geïntrigeerd ging ze andere verslagen van beeldenstormen lezen. Daaruit bleek dat de beeldenstorm overal op een andere manier verliep. Op sommige plaatsen werden alle beelden kort en klein geslagen, maar er waren ook kerken die ongeschonden bleven. Hoe er met de beelden werd omgegaan is ook interessant. “Ik kwam een verslag tegen van de beeldenstorm in Brielle waar de rederijkers een proces voerden tegen de beelden. Ze hebben dus meer gedaan dan alleen beelden kapot maken: ze zijn ook voor schut gezet, maar dat proces was wel het raarste wat ik tegenkwam.” Ook curieus is wat ene Willem van Cuylenburg deed. Den Hartog schrijft hoe hij hoogstpersoonlijk het hoofdaltaar van het Kruisbroedersklooster in Acquoy ‘aan gort sloeg’ en de stenen meenam naar zijn kasteel waar hij er een toegangspoort mee bouwde. De poort noemde hij ‘Altaerburch’. “Als kunsthistorica vond ik het vooral interessant wat ze met de beelden deden en waarom. Die beelden waren mijn voornaamste bron van informatie. Je gaat kijken hoe ze kapot zijn gemaakt, waar ze terecht zijn gekomen en wat dat betekent.” Als voorbeeld geeft ze de kerk in Woerden. Daar zijn de beelden terzijde van de kerk begraven waar de kapellen waren. In Doorn daarentegen zijn de beelden in de gangpaden van de kerk begraven, waar de mensen eroverheen liepen. Dat is waarschijnlijk met opzet gedaan. “Je ziet vaak dat protestanten altaarstenen gebruiken als drempels voor de kerk: een vorm van desacralisatie”, aldus Den Hartog. Maar niet overal ging het er zo ruig aan toe, zo benadrukt Den Hartog. In de vloer van de Hooglandse kerk in Leiden is een beeld gevonden van Elia die water en brood krijgt van een engel. Katholieken beschouwen dit als een voorafbeelding van de eucharistie. Het beeld is niet kapotgeslagen, maar het brood en de waterkruik zijn er heel zorgvuldig uitgehakt. Het beeld van de profeet zelf bleef ongeschonden. Zo kon het dus ook gebeuren. Het is zelfs goed denkbaar dat katholieken beelden uit de kerken hebben verwijderd. “Die beeldencultus was een heleboel mensen een doorn in het oog. Het wil niet eens zeggen dat het protestanten waren die het deden. Erasmus had er ook al moeite mee en hij was geen protestant.” De beeldenstorm van 1566 in de Nederlanden was geen unieke gebeurtenis. “Kritiek op het gebruik van beelden is er altijd geweest, ik vind het belangrijk dat dat gezegd wordt. De beeldenstorm van 1566 was niet de eerste. Beeldenstormen zijn van alle tijden, alleen niet op die schaal waarop het in Nederland en België is gebeurd.” Natuurlijk is het zo dat wij de protestantse kerken in Nederland herkennen aan hun sobere interieur, ontdaan van beelden en schilderijen. Maar dat typische interieur is pas heel geleidelijk de norm geworden. “Het is verbazingwekkend hoe lang ze nog bezig zijn om altaren en beelden weg te halen. Het witten van de muren gebeurt vaak nog veel later. Saenredam schilderde die kerken in de zeventiende eeuw. Als je ziet hoe de kerkinterieurs in Utrecht er toen uitzagen denk je: zagen ze er nog maar zo uit. Er zitten dan nog allerlei schilderingen en beelden in. Het is dus echt heel geleidelijk gegaan en het is niet precies te zeggen wanneer.” Historici zijn het er al langer over eens dat de overgang in de Nederlanden van katholiek naar protestant niet van de ene op de ander dag plaatsvond. Het was een geleidelijk proces waarbij het er lange tijd nog naar uitzag dat een hervorming binnen de rooms-katholieke kerk mogelijk was. Elizabeth den Hartog laat zien dat ook de beeldenstorm het interieur van de kerk niet overal in een klap veranderde. Hoe het dan wel ging, wie erbij betrokken waren, wat de motieven waren: dat komt allemaal in haar boek aan de orde.
Elisabeth den Hartog, Een spoor van vernieling. Het Noord-Nederlandse kerkinterieur voor, tijdens en na de Beeldenstorm
Uitgever: Verloren
Pagina’s: 104 | € 15
ISBN: 978 90 8704 773 3