Het aftreden van paus Benedictus XVI is een historisch besluit. Niet eerder nam een paus een dergelijke beslissing omdat hij zich niet meer in staat voelde zijn taak naar behoren uit te voeren.
Paus Gregorius XII trad in 1415 af om het Concilie van Konstanz de gelegenheid te geven een nieuwe paus te kiezen en zo een einde te maken aan het Westers Schisma: sinds 1378 waren er namelijk twee pausen, een in Rome en een in Avignon.
Het aftreden van Coelestinus V in 1294 had er waarschijnlijk mee te maken dat hij zich gemanipuleerd voelde door politieke machthebbers: met name de koning van Anjou die hem dwong te verhuizen van Rome naar Napels, waar hij in de macht van de koning was.
Het aftreden van Benedictus IX in 1044 vond plaats in een turbulente tijd: het is eigenlijk moeilijk vast te stellen wie er feitelijk paus was.
Ook Johannes XVIII zou, in 1009, zijn afgetreden, maar dit staat niet met zekerheid vast.
Je kunt dus gerust stellen dat de stap van Benedictus XVI zonder precedent is. Tot nu toe bleven pausen aan, hoe wankel hun gezondheid ook was: Johannes Paulus II, maar ook bijvoorbeeld Pius XII had naar de maatstaven van de huidige paus zijn ambt al jaren voor zijn dood moeten neerleggen. En Johannes Paulus I, die een maand na zijn verkiezing stierf aan een hartaanval, had er niet eens aan moeten beginnen.
Benedictus XVI heeft een precedent geschapen: een volgende paus die door ziekte of ouderdom wordt belemmerd in het uitoefenen van zijn functie heeft iets uit te leggen als hij niet aftreedt.